De aanpak van de bestaande schijnzelfstandigheid van veel freelancers in de sector zorg & welzijn (waaronder kinderopvang) en onderwijs wordt steeds concreter. Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport), minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) en 6 brancheorganisaties in de zorg (ActiZ, Zorgthuisnl, VGN, de Nederlandse GGZ, NVZ en NFU) hebben op 6 oktober een samenwerkingsverklaring getekend om schijnzelfstandigheid in de zorg een halt toe te roepen.
Ook is er een internetconsultatie verduidelijking en rechtsvermoeden zzp van start gegaan.
Nieuwe voorgenomen wetgeving kijkt dan naar de situatie en of de functie is ingebed in de organisatie, en niet zoals nu de “papieren” werkelijkheid:
1. Hoe word je aangestuurd en gecontroleerd? Heb je daar alle vrijheid in of sta je onder leiding van een ander? 2. Doe je werk dat structureel gedaan wordt in een organisatie? Een vaste plek in de organisatie heeft? En doe je hetzelfde werk als en met werknemers? 3. Of werk je juist zelfstandig, voor je eigen rekening en risico?
Functies als pedagogisch medewerker, leerkracht, verpleegkundige, verzorgende IG etc zijn functies die structureel worden gedaan in een organisatie. Ook worden deze aangestuurd door een leidinggevende of coördinator van de opdrachtgever. Deze functies kunnen dus niet worden uitgevoerd door een zzp’er/freelancer. Zelfstandigheid moet blijken uit de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden en niet, zoals nu meestal het geval is, op papier.
Hiermee wordt de thans ook al bestaande schijnzelfstandigheid duidelijker vastgelegd.
In de memorie van toelichting wordt duidelijk veel werkgevers uit de zorg & welzijn en onderwijs bijna gedwongen worden om gebruik te maken van schijnzelfstandige zzp’ers, dit in tegenstelling tot de bedrijven als Deliveroo en Uber die werknemers dwingen om op te treden als zelfstandige. Ook is uit de memorie duidelijk dat partijen nu al zouden horen te weten dat ze als schijnzelfstandige optreden.
Onderstaande teksten zijn afkomstig uit Memorie van Toelichting.
In het midden en aan de bovenkant van de arbeidsmarkt is vaker sprake van schijnzelfstandigheid die niet zozeer door de werkgevende is afgedwongen, als wel is ingegeven door de inzet van onderhandelingsmacht van de werkende. In dergelijke gevallen geeft de werkende de voorkeur aan het werken als zelfstandige omdat dat hem of haar bepaalde voordelen oplevert, zoals fiscale voordelen of een bepaalde (gepercipieerde) vrijheid in het vormgeven van de werkomstandigheden. De werkende heeft dan genoeg onderhandelingsmacht om “zelfstandigheid” af te dwingen, terwijl de werkgevende in feite de werkende in dienst zou willen nemen. In een krappe arbeidsmarkt kunnen ook werkgevenden die het wettelijk kader willen naleven – uit angst voor concurrenten die wel met schijnzelfstandigen willen werken – in de praktijk toch in zee gaan met de werkende. In maatschappelijke sectoren zoals zorg, onderwijs en kinderopvang lijkt dit steeds vaker aan de orde.
In die situaties waarin op basis van de huidige wetgeving en jurisprudentie voldoende duidelijk is dat sprake is van een arbeidsrelatie, weten werkenden en werkgevenden (of zouden ze dit moeten weten) dat sprake is van schijnzelfstandigheid. Dergelijke vormen van welbewuste schijnzelfstandigheid zijn aan de orde als werkgeverschap en werknemerschap en bijbehorende rechten en verplichtingen bewust worden ontlopen. Dit is het geval als bij het verrichten van arbeid het zwaartepunt ligt op een gezagsrelatie met de werknemer en er weinig zelfstandigheid en/of ondernemerschap in de arbeidsrelatie aanwezig is. Toch wordt dan de afwezigheid van concrete instructies of de mogelijkheid van vervanging door een andere werkende, gepresenteerd als elementen die beslissend zouden bepalen dat een arbeidsrelatie buiten dienstverband kan plaatsvinden. Dit speelt bijvoorbeeld bij bepaalde vormen van platformwerk, waar de werkende nadrukkelijk aangestuurd wordt maar dan door een algoritme of een app. Maar dit is evenzeer aan de orde bij bijvoorbeeld werk in sectoren als zorg, kinderopvang en onderwijs, indien de werkenden in deze sectoren in feite hetzelfde werk verrichten als werknemers en er geen sprake is van werk dat voor eigen rekening of risico (zelfstandig) wordt verricht.
Meer informatie :